Konijnen lijdend 'voorwerp'

De jacht op konijnen
 
Konijnen wonen verspreid over ons hele land, maar lang niet in elk gebied. Ze hebben een duidelijke voorkeur voor droge, liefst zandige gronden. Daarin verschillen ze ook van hazen. De twee soorten komen naar verhouding weinig samen in hetzelfde gebied voor. Hazen hoeven geen holen te graven en houden van open landschappen. Bij gevaar kunnen ze lang en hard rennen. Konijnen niet. Die trekken een korte sprint naar hun hol om zich in veiligheid te stellen.
 
Wat beide soorten gemeen hebben, is dat ze zeer populair zijn bij jagers. Konijnen mogen ongelimiteerd bejaagd worden van 15 augustus tot en met 31 januari. Vooral omdat ze snel zijn en dus moeilijk te raken en dat maakt het voor de jagers extra leuk. En dan zijn ze ook nog eens lekker om op te eten. Maar ze worden ook geschoten omdat ze schade aan zouden richten. Ze graven wel eens in dijken en sommige mensen vinden ze heel hinderlijk op begraafplaatsen en sportvelden. Daarom heeft de minister bepaald dat ze op de landelijke vrijstellingslijst horen te staan. Net als bijvoorbeeld de vos, houtduif en kraaien. Dat betekent dat iedereen die denkt dat er mogelijk schade zou kunnen ontstaan, het hele jaar op konijnen mag schieten. En dat gebeurt op grote schaal. Hoeveel konijnen er precies geschoten worden, weet niemand.
 

 
In Nederland bestaat er geen verplichting voor jagers om op te geven wat ze jaarlijks schieten. Op die manier is natuurlijk ook niet na te gaan wat precies het effect is van het schieten van in ieder geval honderdduizenden konijnen per jaar. Ook of door die bestrijdingsacties de zogenaamde schade minder is geworden, kan niet worden aangetoond. Jagers gebruiken niet alleen hun geweer om konijnen te pakken te krijgen. Bij sommigen is het zogenaamde fretteren populair. Daarbij worden alle konijnenholen afgesloten met een netje en laat men vervolgens een fret, een gedomesticeerde bunzing, de konijnen uit hun holen jagen.
 
Konijnen zijn van oorsprong niet inheems, waarschijnlijk al in de Romeinse tijd zijn ze uit het Middellandse Zee-gebied geïmporteerd, vooral voor de jacht. Vooral in de duingebieden zijn ze daarna zeer talrijk geworden en werden ze heel lang gezien als een plaag. Ze moesten bestreden worden, want ze vernielden de duinbegroeiing waardoor de zee wel eens door zou kunnen breken. Vanaf de jaren 50 van de vorige eeuw zorgde de zeer besmettelijke myxomatose, met opzet uitgezet in Frankrijk, voor een enorme konijnensterfte. Jaren later kwam daar ook nog eens de net zo dodelijke ziekte VHS bij. En toen werd het zwaar bestreden konijn in de duinen opeens heel erg gemist. Het moest terugkomen – en dat is inmiddels ook gebeurd – omdat de duinen anders dicht zouden groeien. Koeien, paarden, schapen en geiten werden overal ingezet om het grazende konijn te vervangen. De konijnen zijn op veel plaatsen weer net zo talrijk als vroeger, maar het vee loopt nog overal. Minder opvallend aanwezig zijn de konijnen in de duinen wel. Sinds de komst van de vos in de duinen, meer dan 40 jaar geleden, hebben ze hun gedrag aangepast. Veel meer dan vroeger vormen ze kolonies in dichte stekelige bosjes, waar de vos ze niet kan achtervolgen. Ook liggen ze veel minder vaak open en bloot op kale gronden te zonnen. Alleen de hele jonge konijnen zijn vaak erg vertrouwelijk en buitengewoon nieuwsgierig. Sommigen zullen op een harde manier leren dat zoiets niet altijd veilig is. Maar door schade en schande worden ze uiteindelijk wel wijs.

Geschreven door: Harm Niesen, voorzitter Faunabescherming
 

Het konijn in de natuur
Voor de duidelijkheid: we hebben het hier niet over hazen, maar over wilde konijnen.

Blonde duinen, helmgras, kruiden vol rupsen en hier een daar een struikje. Een open landschap, waar de wind vrij spel heeft, de vegetatie in een eeuwige strijd met zandverstuivingen.
Wat wij een typisch duinlandschap vinden is het gevolg van één diersoort: het konijn. Zonder konijnen zou het huidige duinlandschap er totaal anders hebben uitgezien.
 
Bij voldoende aantallen grazen de konijnen de grassen kort af, waardoor er weer nieuwe sappige uitlopers ontstaan. Zo voorziet het konijn in zijn eigen leefgebied en dat van andere soorten. Bergeenden en tapuiten broeden in oude konijnenholen. Zandhagedissen vinden er voedsel. In de trektijd doen kleine zangvogels zich tegoed aan de duindoorns.
 


Hoe kenmerkend ook voor de duinen, het konijn is feitelijk een exoot. Uit archeologische vondsten blijkt dat het konijn in heel West-Europa voorkwam, maar door de laatste ijstijd werden ze teruggedrongen tot Spanje en West-Afrika. De Feniciërs troffen rond 1100 v. Chr. konijnen – voor hen een nieuwe diersoort - aan op het Iberisch vasteland. Ze zagen hen aan voor klipdassen die ze kenden uit hun vaderland. Het land noemden ze 'i-shefan-im', het land van de klipdassen. Deze naam werd later door de Romeinen verbasterd tot 'Hispania'.
De Romeinen voerden de konijnen in op diverse eilanden in de Middellandse Zee, waar ze in sommige gevallen tot een plaag werden. De Romeinse schrijver Plinius noemt de spreekwoordelijke vruchtbaarheid en vraatzucht van konijnen. Ze zouden de Balaeren (Mallorca en omliggende eilanden) tot de hongersnood gebracht hebben.

Via het Romeinse Rijk, en later via kloosters en middeleeuwse adellijke hoven verspreidde het konijn zich verder over Europa. Pas in de 13e eeuw werd het konijn in Noord-Europa ingevoerd, waar ze met name voor de bonthandel werden gefokt. Ze werden gehouden in zogeheten "konijnenwaranden”. Dit is een speciaal, vaak omheind, gebied waar konijnen werden beschermd en waar "duinmeiers” het recht hadden gepacht om konijn te bejagen.
Konijnen leven bij voorkeur in heuvelachtig, halfopen grasland, met voldoende beschutting van bosschages en met losse grond om holen te graven. In Nederland bleken met name de duinen erg geschikt om konijnen te houden. Daar profiteerden de subtropische dieren van het warme microklimaat. Alleen met de strenge winters hadden ze veel moeite. Maar door bijvoedering in de winter en afschot van roofvijanden als de vos en de bunzing werden de aantallen kunstmatig hoog gehouden om zo voldoende bont te kunnen produceren.
 
Dit bleef niet zonder gevolgen zoals zou blijken. Een volwassen konijn eet per dag 150 tot 200 gram groenvoer. Bij voorkeur allerlei grassen, kruiden, jonge uitlopers van struiken, en in de winter ook bast en wortels van planten en bomen. In grote groepen leven de konijnen in kolonies met uitgebreide gangenstelsels. Hun vraatzucht en gegraaf tastte de vegetatie aan, met als gevolg het unieke, open duinlandschap – feitelijk een cultuurlandschap dus en indertijd niet minder dan een ecologische ramp.
 

Aanvankelijk kwamen de konijnen uitsluitend in of nabij de waranden voor, al begin 15e eeuw klaagden boeren over schade die ze ondervonden door verwilderde konijnen. Deze stortten zich namelijk op de graanakkers die in de Middeleeuwen nog in de duinen voorkwamen. Er werden vergunningen afgegeven om konijnen ook buiten de reservaten te bejagen. Begin 20e eeuw was de situatie zo uit de hand gelopen, dat het konijn als een plaag werd beschouwd die met alle middelen moest worden bestreden: vallen, strikken, klemmen, fretten en met het geweer.

Totdat in 1952 in Frankrijk het myxomatosevirus werd ingezet om de konijnenplaag te bestrijden. Myxomatose komt van nature voor bij het verwante Braziliaanse konijn maar veroorzaakt daar hooguit wat ongemak. Voor het Europese konijn is myxomatose zeer besmettelijk en dodelijk.
Via muggen en vlooien verspreidde de ziekte zich binnen enkele jaren over heel Europa. Het virus bereikte Nederland al in 1953 bereikt waardoor de konijnenstand volledig instortte. Lokaal stierf 99% van de populatie. Tegenwoordig is de ziekte minder dodelijk en ook is de konijn er resistent tegen geworden.
Sinds 1990 echter, maakt een nieuwe virusziekte, het Viraal Haemorrhagisch Syndroom (VHS) veel slachtoffers waarbij de dieren sterven aan inwendige bloedingen.
Tegenwoordig neemt het aantal konijnen weer licht toe. Maar de twee opeenvolgende dodelijke ziekten hebben de konijnenstand definitieve schade toegebracht. Het aantal konijnen is dermate laag, dat grote delen van de duinen zijn verruigd en plaatselijk behoorlijk zijn dichtgegroeid. Ook speelt mee dat het jagen op vossen is verboden.
Al met al is het duinlandschap behoorlijk veranderd, maar misschien is het wel "oorspronkelijker'' dan voor de introductie van het konijn. Hoe dan ook is het huidige duinlandschap bepaald door het konijn.
 
Geschreven door: Dick de Vos, gemeenteraadslid voor de Partij voor de Dieren in Leiden.
Informatie over testen op konijnen volgt later.
 
We verwijzen je door naar de website van de Anti Dierproeven Coalitie en die van Proefdiervrij.
 
Konijnenbont komt niet van het vleeskonijn
Konijnenbont dat in de winkels ligt, is niet afkomstig van konijnen die voor de vleesproductie worden gefokt!
 
De konijnen die in de Nederlandse konijnenhouderijen worden vetgemest, worden niet gebruikt voor de internationale bont-industrie. Dit is een misverstand dat wij graag uit de wereld helpen.
 
Voor meer informatie over konijnen die worden gebruikt voor de bontproductie, verwijzen we je graag door naar de volgende websites waar alles te lezen is over de kledingmerken die konijnenbont gebruiken en over de leefomstandigheden van de gebruikte konijnen.
                                                     
Bontvrij: website van Bite Back:                                                                               
http://www.bontvrij.org/de-feiten/konijnenbont-en-de-konijnenvleesindustrie/
 
 
Volg de wreedheden van de internationale konijnenbond handel:
http://www.rabbitfur.org 
 
Onderzoek van de Universiteit Wageningen over de handel in konijnenbont:
http://www.wageningenur.nl/nl/show/Konijnenbont-productie-handelsstromen-in-de-EU.html
 
http://www.edepot.wur.nl/40056
 
      Een sjaal van konijnenbont.          Winnend affiche van de Designe Against Fur competitie.